Saturday, September 8, 2007

De Queeste der Muze - een triloëzie

I - De muze

“Kom terug!
Ik smeek u muze,
       kom terug!”

Het publiek staart naar
de doodgewaande Julia
en rouwt. Enkel zij,
de apothecaris,

en haar dichter weten
dat zij nog leeft
dat haar hart nog klopt
voor haar geliefde.

Voor haar dichter, niet
haar Romeo.
Die houdt slechts van haar,
voor haar dichter is zij…

       Zijn muze.



II - De dichter

Wanneer wekt hij haar weer
tot leven?
Als het publiek het meest
onder haar afwezigheid lijdt?

Net daarna, om de indruk
van de Dea Ex Machina
te maximaliseren?

Neen. Hij maalt niet meer
om zijn publiek.
Hij wacht tot hij de kans
heeft gekregen zelf

van haar afwezigheid te
genieten. Te voelen dat zijn
hart nog klopt voor haar.
Te ruiken aan haar doodgewaande haren.

       Haar dichter.



III - De geliefden

In werkelijkheid wacht hij
op Romeo, de dwaas die het
object van zijn affectie begeert.

Bij het zien van het leven-
loze lijf van zijn Julia begint
die te snikken door haar af-
wezigheid in zijn hart.

Romeo ruikt aan haar haar.
“Dat ken ik,” zegt de dichter.
Wanhopig stopt Romeo zijn lege hart.
Het hare klopt nog, maar niet voor hem.

Tijd voor de dichter om zijn
muze weer te wekken. Zijn publiek
juicht, zij bedrijven de liefde.
Op het schouwspel dat hij heeft geschapen.

       Voor hem en zijn muze.

1 comment:

Anonymous said...

Ben,

de posts worden vager met de dag 8-)...