Sunday, October 26, 2008

De jeugd van tegenwoordig

Eén van de meest filosofische uitdrukkingen die ik ooit heb gehoord - en die ik bijgevolg tegenwoordig ook regelmatig placht te bezigen - is "de jeugd van tegenwoordig".
De jeugd van tegenwoordig is altijd onbeschofter dan de uitspreker ervan in zijn eigen jeugd ooit is geweest. De jeugd van tegenwoordig is losbandiger, brutaler, dronkener, vandalistischer, en vooral ook jonger. De jeugd van tegenwoordig, daar is niets mee aan te vangen.
Die uitdrukking is zo filosofisch, zo psychologisch, omdat we er zoveel van onszelf in terugvinden. De jeugd is niet jonger, wij zijn ouder. De jeugd is niet onbeschofter, wij zijn onze wilde haren kwijt. De jeugd is niet losbandiger, wij zijn het plezier in ons leven kwijt. We maken onszelf wijs dat we dat hebben ingeruild voor groter deugden. Wij, bezigers van de uitspraak "de jeugd van tegenwoordig", wij zijn studenten, mannen en vrouwen van de wetenschap, wij werken en dragen onze steen bij aan de samenleving, wij hebben gezinnen, wij dragen zorg voor anderen die de jeugd van tegenwoordig ook niet kunnen luchten. Wij zijn verantwoordelijk. Dat zijn echte deugden, niet al dat hersenloos genot waar de jeugd van tegenwoordig achter loopt.
De werkelijkheid is natuurlijk anders. Zo niet zou de uitdrukking geen filosofische waarde hebben. Wij zijn de jaloersen. De mens wil geen verantwoordelijkheid, de mens wil zijn vrijheid. Om zonder beslommeringen door het leven te lopen. Om te genieten, van de ondraaglijke zwaarte van het bestaan weg te lopen, en te copuleren dat het een lieve lust is. En op mekaars bakkes te toeken, iedereen is copuleerconcurrentie. Maar wij zijn beschaafd. Wij hebben een samenleving, en het is niet meer verantwoordelijk om te erop los te copuleren. Dat is voor konijnen en bonobo's, wij zijn geëvolueerd. Neen, die alcohol, dat doen lagere diersoorten niet, dat is een probleem dat net gecreëerd is door onze ver gedreven evolutie. Maar ook daar zijn we nu aan het door-evolueren, en gelukkig maar.
Maar onze jeugd, enfin, tenminste die van tegenwoordig, want wij waren zo niet, die weten niet beter. Men zegt dat een embryo ongeveer heel het evolutieproces in sneltempo opnieuw doormaakt. Onze jeugd, tenminste die van tegenwoordig, zitten nog even vast in een vorig stukje evolutie. Zij weten nog niet beter. Zij copuleren nog maar, zuipen er op los, en slagen daardoor mekaar ook maar bijeen. Geen nood, ze evolueren nog wel door. En op een goeie ouwe dag evolueren ze zo ver door dat ze kunnen zagen. Zagen over de jeugd van dan. Wie op de lijn van de evolutie staat, kan ze zelf niet zien.

b. Your window to puberty.

Saturday, October 25, 2008

Jongen

"Ik vind u koddig in uw blootje," zei ik. Hij lachte. Het was lang geleden dat ik dat gezien had.
"Waarom?" vroeg hij met nog steeds diezelfde glimlach. Zijn ogen worden altijd dieper als hij stomme vragen stelt.
"Hij wipt zo grappig als je in bed stapt."
Ik heb me vaak afgevraagd of wat we hadden geen fout was. We waren jong geweest toen we voor het eerst vrijden. Toen hij voor het eerst met mij vrijde. Maar het voelde goed. Ik heb nooit anders geweten dan dat twee jongens hoorden te kussen. Maar we waren zo verschillend, dat zijn we altijd geweest. Hij was stil, ik een clown. Hij was dom, ik was slim. Ik was gelukkig.
Ik had geen zin om hem te pijpen, hoe koddig hij er ook bij zat. Het was niet dat ik geen zin had om dicht bij hem te zijn, zo dicht, want dat had ik wel. Maar seks is zo platvloers. 
Dat vonden we allebei, tien jaar geleden ook al. Seks konden we alleen, kussen niet. Natuurlijk deden we het wel als we konden, daar werd je arm minder moe van. Maar een gestolen, geheime kus, daar deden we het voor.
Ik zag dat hij me begreep. Zijn piemel was even opgewipt, maar als met een parachute weer zachtjes geland. Zijn zoengericht brein had een oprotbevel naar zijn erectie gestuurd. Onze lippen raakten, tongen evenzeer, speeksel wisselde van mond. En daarna gingen we lepeltje liggen.
Zo lagen we ook toen zijn vader ons vond. Lepeltje. Allebei koddig, allebei met een glimlach. We waren nog steeds jong. In het maïsveld, zijn ouders waren boeren. Hij ook een beetje, soms. Dat mocht hij van mij.
Zijn vader verstond het niet. Een meisje had hij gesnapt. Zelfs als het zijn zus was had hij dat gesnapt. Al was het een beest uit de stal, dàt had hij gesnapt. Maar ik? En dat ik dan nog de grote lepel was, dat kon nog minder worden gesnapt. Ik werd weggejaagd. Hij lachte niet zoveel meer toen ik hem terugzag. En hij was minder koddig.
Ik legde mijn arm over hem en streelde zijn schaamhaar. Met mijn andere hand streelde ik zijn rug. De littekens voelden ruw aan, dat doen ze altijd. Ik voelde hoe zijn piemel zich opnieuw roerde.
Dat vertelde hij me toen hij wenend op mijn bed zat. Mijn bed, dat die dag het onze werd. Hij had één miezerig klein valiesje mee. Mijn moeder had ook tranen in de ogen gehad, maar andere dan de zijne. Dat vertelde hij toen, dat hij de hark op zijn rug tot in zijn piemel gevoeld had. Dat zijn vader hem zo, hoe zeer het ook deed, geen pijn had kunnen doen.
Toen zag ik een nieuwe manier om hem te strelen.
We lachten allebei.

Nee, het was geen fout.
Ik kuste zijn nek.

De middagtrein

Middagtreinen zijn anders dan ochtendtreinen. Ze zijn kleiner en leger, de meisjes zijn er hipper, de jongens knapper, de senioren aanwezig. Ochtendtreinen worden bevolkt door de student en de werkende mens. Niemand heeft er reden om gelukkig te zijn, misschien dan met uitzondering van één type ochtendreiziger: de treinvriendjes.
Deze klasse reizigers heeft een vaste wagon, een vast compartiment, en vaste plaatsen in dat compartiment. Indringers worden steevast vies aangekeken, zodat zij veranderen in nog miserabel Ochtendtreiners. De treinvriendjes zijn elkaars beste vrienden, al kennen ze mekaar niet buiten de - regelmatig vertraagde, dat schept een band - muren van de IC-trein. Zij zijn gelukkig, de treinvriendjes, want zij hebben malkander. Tenminste, dat is het vermoeden, dat zij gelukkig zijn. Niemand kent hen immers buiten de trein. Maar ze zien er alleszins gelukkiger uit dan hun niet-gekoppelde miserabele werkmens-collega's.
Een middagtrein daarentegen wordt bevolkt door toeristen, die niet in de stad gaan werken maar er op bezoek gaan. Ze gaan er shoppen, film kijken, genieten. Dat moet wel op hun vrije dag. Morgen worden ze weer Ochtendtreiners, met alle miserie vandien. Vandaag zijn ze nog het Middagvolk, en zijn ze verheven boven de Ochtenders, met wiens gedachte ze nu smakelijk lachen.
Ochtendtreiners lezen de Metro, het gratis krantje van de werkmens. Voor de Middagtreiners zijn de Metro's al lang op, maar het maalt hen niet. Actualiteit is een beslommering, en dus enkel besteed aan de beslommerde mens. De Middagtreiner kijkt uit het raam, dat is veel passender voor hun levensstijl.
Niet alleen toeristen bevolken trouwens de middagtrein. Nee, alle soorten gelukkige mensen vind je hier. Senioren die zich voor een keer niet moeten ergeren aan de luidruchtige - want ongelukkige - ochtendlijk schoolgaande jeugd van tegenwoordig. Studenten die eens een keertje enkel in de namiddag les hebben. Studenten die de voormiddag gebruikt hebben om hun halve-dag-oude kater van zich af te slapen. Zij hebben allen reden om gelukkig te zijn.
En tussen hen zit een existentialistische blogger, een stiekem verdwaalde Ochtender. Hij observeert dit voor hem vreemde Middagvolk, en beschrijft hen voor zijn reisverslag des levens.
Ochtenders en Middagers zijn als Vlamingen en Walen. Ze verstaan mekaar niet, ze komen mekaar amper tegen, en de enen zorgen voor de economische houdbaarheid van de levensstijl van de anderen. De blogger bemerkt, observeert, en glimlacht een gedeelde middagglimlach.

b. Your window to train society.

Friday, October 24, 2008

Dagboek van een seriemoordenaar

Ik keek haar in haar ogen toen ik haar hersens insloeg. Een mens moet ergens naar kijken terwijl hij zoiets doet, en haar ogen leken mij beleefder dan haar borsten. Stel u voor dat uw laatste gedachte is 'gij viespeuk, het is hier boven te doen!' Dat is nu niet bepaald wat ik haar wou inboezemen. No pun intended.
Ze smeekte me om het niet te doen. Om haar te laten leven. Ze wou nog niet dood. Pff, dat doen ze allemaal, als mijn criterium zo simpel zou zijn... Nochtans, ik zweer het, als er ooit eens eentje afkomt met een originele smeekbede, die laat ik leven. Ik ben geen onmens. Maar totnogtoe ben ik er zo geen tegengekomen. En ik weet waarover ik spreek, we zitten ondertussen aan 8.
Waarom doet een mens zoiets? Goh. Als ik dat eens wist. Je hoort weleens van seriemoordenaars die handelen uit woede op de maatschappij. Sommigen uit verveling. Sommigen uit selectieve haat tegen een of andere bevolkingsgroep (hoeren, negers, gelukkige mensen, ...). Maar zo zit het niet bij mij, ik verveel mij niet, en ik ben veel te aimabel om haatdragend te zijn. Ik... laat mij gewoon af en toe eens gaan denk ik. Ik zie niet in waarom niet. Sommigen zuipen, sommigen golfen, dit is mijn schuldig pleziertje.
Enfin, ik was dus aan het vertellen dat ik in haar ogen keek. Dat heeft zijn charmes. Vrouwen kunnen spreken met hun ogen, veel meer dan mannen. Omdat vrouwen ook meer tegelijk kunnen voelen, spreken die ogen dus ook veel meer tegelijk. Als je een man doodt zegt zijn laatste blik òfwel "ge zijt ne klootzak", ofwel "nee alsjeblieft", ofwel "pff, ik was het toch beu". In de ogen van een vrouw lees je dat allemaal tegelijk, en dikwijls nog een "shit, de chauffage staat nog op" erbij ook. Dat zou je nooit kunnen lezen in haar borsten, toch?
Ik hou van mijn job. Ik ben begrafenisondernemer. Ik zou nu niet zeggen dat ik van mijn hobby mijn beroep heb kunnen maken, maar het scheelt wel. Geen kat die weet hoeveel as er nu precies in zo'n urne hoort te zitten, toch? Dus geen haan die er naar kraait als er 1,25 mens per potje zit. Heel handig, dat scheelt heel wat rommel.
Ach ja, af en toe heeft een mens eens een kutdag, en dan moet een mens daar iets aan doen, oke? Wanneer denkt ge dat de meesten gaan zuipen? Of golfen? Niet als ze op hun gelukkigst zijn he... Dus stop al maar snel met oordelen. Maar goed, de oven is warm. Ik heb werk.

b. Your window to Halloween.

Disclaimer: dit verhaal berust geheel op fictie en weerspiegelt de mening en/of persoonlijkheid van de auteur op geen enkele manier. Enige gelijkenissen met bestaande personen berust op louter toeval, de auteur verontschuldigt zich hiervoor.

Thursday, October 23, 2008

Brussel

Ik studeer nu zo'n vijf weken in Brussel. Ik begin aan die stad te wennen. De oordopjes van mijn iPhone hebben geleerd het geluid van de bedelaars te verdrinken, zodat ik niet eens meer moet doen alsòf ik hen niet hoor. Voor zover de immer claxonnerende chauffeurs dat verdrinken nog niet voor mij doen natuurlijk.
Het is een bizarre stad, Brussel. Vanmorgen scheen de zon door de straten terwijl de lucht erboven donker was. Brussel is een schilderij van Magritte. Bizar, het slaat op niet veel, maar het is best te pruimen. Alleen dat ik er met mijn policy enkel Frans te spreken tegen de man/vrouw op straat, en nooit in winkels, tegenwoordig dubbel zo lang over doe om een broodje te bestellen. Zo zij het dan.
Ja, ik kan het wel smaken, dat Brussel. Maar het is mijn Leuven niet. Het eten in de RITS-cafetaria is nog onvretelijker dan de wokgroenten uit de Alma. Het heeft geen studentenkring, en een docentenbeledigende toneelgroep al helemaal niet. En ik woon er niet. Het is een stad die ik 's morgens groeten mag en die ik 's avonds terusten wens. Of die ik in de ochtend mag binnenrijden, en die me op het einde van de dag weer uitspuugt, het is maar hoe je het bekijkt.
Gek genoeg is trouwens ook Leuven mijn Leuven niet meer. Mijn Leuven was een stad waar ik woonde, studeerde, creëerde, losbandig sekste, om 2 uur kebab ging halen en om 3 uur friet. Des nachts, wel te verstaan. Nu is Leuven de stad waar ik al die dingen ooit heb gedaan, in niet meer dan in het beste geval een verre herinnering. Een stad waar ik een deel van een jeugd en menig vriendenhart heb achtergelaten. Waar precies weet ik al niet meer.
Nu heerst er daar een preses die de 24-urenloop haat, slaap ik er op een nog in plastic gehulde extra matras, àls ik er al nog eens slaap (na, jawel, losbandige seks die ik in Brussel nog niet vind), krijg ik er parkeerboetes, en zijn er voor mij geen lessen meer om te brossen. Mijn Leuven is het mijne niet meer.
Ik heb geen stad meer. Ik ben van alle steden. Ik ben van dorps Vlaanderen. Ik woon op treinen met aantrekkelijke conducteurs. Ik ben b. En ik red me wel.

b. Just trying to be his own window to the world right now.